Betekenis en verschillen 2.1, 2.2 en 3.1 certificaten
Schade door het falen van materiaal kan ernstige gevolgen hebben, zowel op het gebied van veiligheid en milieu, maar vooral financieel. Eindgebruikers en verwerkers van materialen willen daarom zekerheid dat het materiaal voldoet aan de gestelde eisen. Daarnaast ontstaat er meestal een juridisch vraagstuk betreffende de aansprakelijkheid. Een onderdeel dat slechts enkele euro’s kost om te maken kan door falen miljoenen euro’s aan schade veroorzaken. Denk maar eens aan de Spaceshuttle Challenger dat in 1986 explodeerde door een defecte rubberen O-ring.
Bij schade is één van de eerste vragen die gesteld wordt of het materiaal wel is wat het moet zijn. Vandaar dat er behoefte is om de oorsprong van het gebruikte materiaal te kunnen traceren of te koppelen aan de mechanische eigenschappen van dat materiaal. Daarom wordt het materiaal van belangrijke (kritische) onderdelen getest, zowel destructief als non-destructief en vastgelegd in keuringsrapporten of certificaten. Hoe er gemeten moet worden en waaraan het materiaal moet voldoen staan in nationale en internationale normen.
Veel normen hebben overigens geen wettelijke status. Een fabrikant heeft de vrijheid om niet conform deze normen te produceren mits ze dit duidelijk communiceren. Een overheid kan wel in haar wetten verwijzen naar een norm waardoor deze een officiële status krijgt. Materiaalnormen hebben in het algemeen geen wettelijke status. In praktijk blijkt echter dat nagenoeg alle materialen volgens norm te worden geproduceerd omdat de markt dit nu eenmaal eist.
Fabrieksverklaring type 2.1
Een document waarin de producent bevestigt dat de geleverde producten voldoen aan de bij de bestelling gestelde specificaties, maar waarin geen beproevingsresultaten worden vermeld, op basis van “niet-nader voorgeschreven keuringen”.
Fabriekscontrole-attest type 2.2
Een document waarin de producent bevestigt dat de geleverde producten voldoen aan de bij bestelling gestelde specificaties en waarin hij beproevingsresultaten verstrekt op basis van “niet-nader voorgeschreven keuringen”. Er worden dus wel beproevingen uitgevoerd die vervolgens in het document worden vermeld. Het type beproeving is echter niet vastgelegd. In geval van niet nader voorgeschreven keuring wordt onderzocht of producten die voortkomen uit hetzelfde productieproces aan de bij bestelling gestelde specificaties beantwoorden. De verrichte keuring hoeft NIET noodzakelijk betrekking te hebben op de geleverde producten. In de praktijk wordt vaak de chemische samenstelling vermeld en soms enkele mechanische waarden. Er is geen relatie tussen het certificaat en het geleverde materiaal in de vorm van stempels of markeringen.
Keuringsrapport type 3.1
Een document waarin bevoegd personeel van de producent (die hiërarchisch onafhankelijk zijn van de productie) verklaart dat de geleverde materialen voldoen aan de bij bestelling opgegeven normen/specificaties en waarin beproevingsresultaten worden verstrekt op basis van nader voorgeschreven keuringen.
In geval van een nader voorgeschreven keuring worden keuringen verricht overeenkomstig de technische specificaties van de bestelling om na te gaan of deze aan de gestelde specificaties beantwoorden. De keuringen moeten betrekking hebben op de te leveren producten zelf of op de keuringseenheid van de te leveren producten. De keuringseenheid wordt voorgeschreven in de betreffende productnorm of dient bij bestelling overeengekomen te worden. Er is dus een relatie tussen het certificaat en het geleverde materiaal in de vorm van stempels of markeringen.
De koper moet bij de bestelling aangeven welk type keuringsdocument vereist is. De productnorm van het betreffende artikel geeft aan welke keuringsresultaten minimaal in het keuringsdocument opgenomen moeten zijn. Wanneer de koper echter aanvullende keuringen uitgevoerd wil hebben, óf wanneer in de productnorm geen standaard keuringen opgenomen zijn, dient dit bij bestelling nader overeengekomen te worden.
Het is dus een misverstand om te denken dat bij een keuringsdocument (type 2.2, 3.1 en 3.2) altijd de chemische samenstelling én de mechanische eigenschappen op het certificaat vermeld moeten staan. In de praktijk blijkt echter dat dit meestal wel het geval is. De betreffende productnorm geeft hier duidelijkheid over.